Quel Bordel: de eeuwenlange ambigue houding tegenover sekswerk beschreven

11/04/2023
 
Afbeelding invoegen
 
Diane De Keyzer begon in 1980 in Brussel te werken als docente Nederlands aan anderstaligen. Wandelend naar haar werkplek vanaf station Brussel-Noord passeerde ze de Aarschotstraat. De belangrijkste straat voor raamprostitutie in Brussel. Aanvankelijk wist ze niet goed welke houding ze moest aannemen tegenover het fenomeen. Helemaal los liet het onderwerp haar nooit. Meer dan vier decennia later is er haar boek over de geschiedenis van de prostitutie in de Belgische steden.

Prostitutie van oudheid tot heden

De auteur begint het boek maar gelijk met het de lezer ontnemen van een voor velen vaststaand feit (zo hebben we het immers altijd gehoord). Prostitutie is niet het oudste beroep ter wereld. De verklaring die zij daarvoor geeft, is eigenlijk heel logisch: een prostituee (of sekswerker. Ik zal zelf vanaf nu de tweede term gebruiken) vraagt geld voor haar diensten. En het duurde een paar miljoen jaar voordat de mens het geld introduceerde. In theorie zou het hebben gekund dat een oervrouw haar ‘vleselijke diensten’ aanbood aan een willekeurige oerman in ruil voor een stuk wild, maar dat zullen we nooit weten. Het oudste beroep is volgens De Keyzer maker van werktuigen. Dat deed de mens al 2,8 miljoen jaar geleden. Toen hij dat eenmaal goed in de vingers had, kon hij ermee gaan jagen/verzamelen.

Op het moment dat de mens zich definitief op vaste plekken ging vestigen, zo rond 5.000 voor Christus, moet ook het sekswerk zijn intrede hebben gedaan. Daar zijn wel aanwijzingen voor te vinden waar de auteur kort op ingaat. Ik laat het aan de lezer over om zich hiervan op de hoogte te stellen. Via de oude Romeinen stoomt ze vervolgens door naar de middeleeuwen, vroegere tijden en uiteindelijk het heden. Het is ook vanaf de middeleeuwen dat ik mijn bespreking van haar boek laat beginnen.

Ambigue omgang met sekswerk in middeleeuwen

Van 1300 tot 1600 bestond een ambigue omgang met het fenomeen sekswerk in de diverse Belgische steden. Men probeerde het sekswerk te concentreren binnen bepaalde kernen. Daarbuiten was het dan verboden. De stad Brugge bijvoorbeeld zag in die eeuwen vooral het voordeel van het oogluikend toestaan van sekswerk. Het bracht immers belastinggeld op. Belastinggeld dat de bordeelhouder, of vaak -houdster, moest afdragen van de inkomsten. Sekswerk vond niet alleen plaats in bordelen, maar ook in ‘quade herberghen’ en zogenaamde ‘badstoven’, de voorloper van de moderne sauna. Die badstoven waren aanvankelijk bedoeld voor de inwoners van de stad om zichzelf te reinigen, maar al snel werden ze ook pleisterplaatsen voor seksueel vertier.

De dames die het seksueel vertier boden, stonden bekend onder verschillende benamingen. Hoer is de bekendste en wordt ook nu nog gebruikt, als scheldwoord dan welteverstaan. Hoer lijkt afgeleid van het Indo-Germaanse ‘haro-is’, dat juist een positieve betekenis heeft. Het wil namelijk zoveel zeggen als lief of begeerlijk. Uit het Frans is de benaming prostituee gekomen. Andere benamingen uit die tijd zijn lichtekooi, ‘ledighe vrouw’ en ‘vrauwen van lichten mynen’.

Alhoewel sekswerk werd gedoogd, moesten de dames het niet te bont maken. Deden ze dat wel, volgde een bestraffing. Meestal hield dat een verplichte bedevaart naar een andere stad in, soms zelfs de grens over. Te voet. Hadden ze het echt te bont gemaakt volgens de schepenen, liepen ze de kans voor altijd te worden verbannen uit de stad waar ze actief waren.

De kunst en literatuur hebben zich altijd graag laten inspireren door het onderwerp sekswerk. Denk aan schilderijen van Jeronimus Bosch en Pieter Brugel de Oude of het literaire werk van Bredero. Doorheen het boek staan afbeeldingen van schilderijen ter illustratie waarin de auteur die elementen erin aanduidt die wijzen op vleselijk gerief. De luit, een kat. Vaak zijn het subtiele verwijzingen. Ook uit latere tijden staan voorbeelden, bijvoorbeeld van Jan Steen.

Vanaf 17e/18e eeuw meer documentatie over sekswerk

In de 16e eeuw verandert de houding tegenover sekswerk radicaal. Mede ingegeven door de reformatie onder leiding van Luther en Calvijn. Waar de rooms-katholieke geestelijken zelf ook (heimelijk) regelmatig  gebruikmaakten van de diensten van een dame van plezier is dat bij de protestanten absoluut not done. Als gevolg daarvan worden ook de steden strenger in hun beleid ten opzichte van sekswerkers. Straffen als een alternatieve bedevaart verdwijnen. In plaats daarvan belandt menige sekswerker op het schavot of in een correctiehuis. Er is zelfs een periode dat sekswerkers gelijkgesteld worden aan heksen.

Toch blijft het ambt van sekswerker aanlokkelijk voor veel vrouwen. De Keyzer put voor haar beschrijvingen uit de 17e en 18e eeuw daarbij overvloedig uit rechtbankverslagen en andere documenten om dit aan te tonen. Daaruit blijkt onder andere dat vrouwen veelvuldig voor het ambt kozen, omdat hun man ervandoor was gegaan of was overleden. Om zichzelf en eventuele kinderen te voeden, bleek het beroep van sekswerker financieel het meest aantrekkelijk. Veel beroepen specifiek voor vrouwen waren er sowieso niet in die eeuwen. De meeste vrouwen werkten als spinster of wever. Dat leverde niet veel op en het waren lange werkdagen. Een sekswerker verdiende per dag daarentegen evenveel als een ongeschoolde mannelijke arbeider. Ook geen vetpot, maar beduidend meer dan haar lotgenoten die als spinster werkzaam waren.

Sommige sekswerksters hadden zelfs een goed leven. Zoals de courtisanes, maîtresses van de hoge adel. Zij waren het liefje van één enkele man en genoten de nodige privileges en financiële giften. Vrouwen die in bordelen werkten, moesten een flink deel van hun verdiensten afstaan aan de bordeelhouder/-houdster of de koppelaarster (vrouwen die meisjes overhaalden om als sekswerker in een bordeel te gaan werken. In feite is een koppelaarster een vrouwelijke pooier). Die zorgde eveneens voor de noodzakelijke kleding waarvoor menig sekswerker zich ook nog eens in de schulden moest steken. Ze hadden er wel inwoning. De straatprostituee en de thuiswerkende sekswerkster verdienden het minst. Dat kwam mede, sorry dames, omdat zij al ouder waren en derhalve minder in trek bij de mannen. Dan nog verdienden de thuiswerkende sekswerksters nog altijd meer dan de spinsters.

Focus op Brussel en Antwerpen voor 19e eeuw

Diane De Keyzer laat de 19e eeuw beginnen in 1790 en doorlopen tot na WO 1. In die periode viel België eerst onder Frans en daarna Nederlands bestuur voordat het op 21 juli 1831 onafhankelijk werd. Het beleid ten opzichte van sekswerk is in die jaren praktisch hetzelfde gebleven.

Sekswerk was toegestaan, maar wel strikt gereglementeerd. Het moest gebeuren in bepaalde zones van een stad en in bepaalde daartoe aangewezen gebouwen. Men maakte in Brussel een onderscheid tussen maisons closes en maisons de passe. Maisons closes waren gesloten bordelen. De sekswerkers werkten alleen daar en woonden er veelal ook. De bordeelhouder/-ster zag toe op een veilige werkplek en de gezondheid van de dames. Syfilis was al eeuwen een plaag onder sekswerkers. Menigeen stierf eraan. In de 19e eeuw was iedere sekswerker verplicht zich regelmatig aan een doktersonderzoek te onderwerpen om zeker te zijn dat ze geen geslachtsziekte onder de leden had. Die dokters hielden zich specifiek alleen bezig met de gezondheid van sekswerkers.

In maisons de passe liepen de sekswerkers letterlijk in en uit. Als een dame op straat een klant aan de haak had geslagen, gingen ze naar een maison de passe om de transactie in daad om te zetten. Ook sekswerkers die van een maison de passe als werkplek gebruikmaakten, hadden de plicht tot doktersonderzoek. Dat het bij hen minder regelmatig gebeurde, laat zich raden.

In haar betoog over Brussel wijdt De Keyzer enkele pagina’s aan het beleid in Parijs ten aanzien van sekswerk. Brussel afficheerde zich namelijk graag als klein Parijs. De Brusselse wetgeving rondom prostitutie was bijna een exacte kopie van hoe het in Parijs was geregeld. Bovendien kwamen de machtigste Brusselaars in de 19e eeuw, koning Leopold I en zijn zoon/opvolger Leopold II voorop, graag in Parijs om daar met courtisanes te verblijven.

Ook de stad Antwerpen hanteerde in de 19e eeuw een strikte reglementering ten aanzien van sekswerk. Zo mochten bordelen zich alleen vestigen in wat de Rietdijk werd genoemd, niet ver van de kaaien. Dit was geen officiële straat, maar de naam van het gebied rond de nog steeds bestaande Burchtgracht, gelegen nabij het Vleeshuis. De stad Antwerpen voorzag eveneens de verplichting voor de sekswerkers om zich regelmatig te laten onderzoeken op geslachtsziekten. Hun clientèle bestond, anders dan bij de dames die in Brussel werkten, voor een groot gedeelte uit matrozen en ander scheepsvolk.

De Antwerpse populatie kende in de 19e eeuw veel armoede en omdat de textielnijverheid niet meer kon concurreren met goedkope import zagen veel vrouwen zich gedwongen een andere nering te zoeken, voornamelijk als sekswerker. Toch was het merendeel van de Antwerpse sekswerksters afkomstig van elders. Zo streken betrekkelijk veel vrouwen uit Nederland in de stad neer. Bijvoorbeeld uit Rotterdam, Bergen op Zoom en zelfs uit Friesland.

Naar de Rietdijk hoefde je als man op zoek naar vrouwelijk schoon niet de weg te vragen. Iedereen wist feilloos ernaartoe te gaan. Menige journalist en schrijver van naam beschreef dit stukje Antwerpen na een bezoek. Vooral Franse auteurs waren kind aan huis. Ik noem een Zola en Flaubert. Vincent van Gogh verbleef drie maanden in Antwerpen, 24 november 1885 – 28 februari 1886. Hij studeerde er kortstondig aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten en woonde toen in de Lange Beeldekensstraat, Antwerpen-Noord. Ook hij heeft de dames die werkten in de Rietdijk vereeuwigd, net als Belgische collega’s, Félicien Rops bijvoorbeeld.

Rond 1880 was het gedaan met de prostitutie in de Rietdijk. De stad Antwerpen ging de loop van de Schelde enigszins verleggen. Daarvoor moesten veel panden in de Rietdijk tegen de vlakte. De officiële werkplekken van de dames verplaatsten zich naar de Spuistraat, nu Gorterstraat. Slechts op enkele honderden meters loopafstand.

Sekswerk tijdens WO I

Zoals bekend, speelde WO I zich op Belgisch grondgebied voornamelijk in de loopgraven af. Dat wil niet zeggen dat de soldaten en officieren, degenen die de strijd aan het front tenminste overleefden, geen behoefte hadden aan vrouwelijk gezelschap. Zowel de geallieerden als de Duitsers trachtten dit zoveel mogelijk te voorkomen. Vooral uit angst dat de manschappen een geslachtsziekte zouden oplopen. Aan de andere kant besefte de legerleiding aan beide kanten dat de boog niet altijd gespannen kon staan. De Keyzer vertelt uitvoerig over het vleselijke contact tussen soldaten en sekswerksters.

Dicht bij het front richtten zowel de geallieerden als de Duitsers eigen bordelen op. De dames die daar werkten, stonden onder streng medisch toezicht. Net als de soldaten. Was een soldaat van bil gegaan, volgde kort daarna een inspectie van zijn geslachtsdeel om te zien of hij geen gonorroe of syfilis had. De Duitsers gebruikten voor die controle de term ‘Schwanzparade’. De Britten en Fransen omschreven het in meer bedekte termen, maar ook bij hen kwam het erop neer dat de broek op de enkels moest. Overigens vaker bij het gewone soldatenvolk dan bij de officieren, terwijl deze laatsten ook niet vies waren van een bordeelbezoek.

Het grootste gedeelte van België was in WO I bezet gebied. De Duitsers maakten er de dienst uit. Ook wat de regelgeving rondom sekswerk betreft. De bezetters hielden de reeds bestaande regelgeving intact en hun soldaten op doortocht of in een stad tijdens hun vrije dagen maakten dankbaar gebruik van het aanwezige aanbod. Vooral Gent was onder de Duitsers een geliefde stad voor het bezoeken van sekswerksters. Die sekswerksters werden regelmatig met de nek aangekeken vanwege ‘heulen met de vijand’. Na de oorlog volgde de publieke vernedering voor hun ‘schandelijk gedrag’, onder andere door het kaalscheren van hun hoofdhaar. Een praktijk die we ook kennen van na WO II. Anderzijds waren sommige sekswerksters zeer bedreven in spionagewerkzaamheden gericht tegen de bezetters.

In het westen van België bleef een kleine strook gevrijwaard van bezetting. De belangrijkste plaats hier was Poperinge. Daar zag het sekswerk een flinke stijging, met name door de aanwezigheid van geallieerde soldaten en officieren. Overigens gold in geheel België dat er aparte gelegenheden waren voor gewone soldaten en officieren. Die voor de officieren waren meer stijlvol, net als de dames. Daar hing dan echter wel ook een duurder prijskaartje aan.

Heden

Diane De Keyzer schrijft dat ze vlak bij het Antwerpse Schipperskwartier woont. Ze heeft de buurt daar flink vooruit zien gaan de laatste decennia. Antwerpen voert dan ook sinds eind vorige eeuw een integrale aanpak inzake prostitutiebeleid. Die integrale aanpak is bedoeld om criminaliteit en uitbuiting van de sekswerksters tegen te gaan. Het beleid is succesvol, schrijft De Keyzer. De politie zit er dicht bovenop, alle sekswerksters zijn gekend bij de politie en hulpverleningsinstanties. De verhuurders van ramen moeten aan allerlei vereisten voldoen.

Het Schipperskwartier is met de integrale aanpak flink ingekrompen. Sekswerk vindt er alleen nog plaats in de vorm van raamprostitutie. Bordelen zijn verdwenen. De raamprostitutie concentreert zich in slechts drie straten: de Schippersstraat, de Verversrui en de Vingerlingstraat. Tussen Schippersstraat en Verversrui is een overdekte doorgang, Villa Tinto. Hier bevindt zich ook een klein politiekantoor en boven de werkplekken zijn loften gevestigd die door normale huurders worden bewoond. Natuurlijk is het Schipperskwartier niet de enige locatie in Antwerpen waar de man op zoek naar vrouwelijk gezelschap terechtkan. Waar in het Schipperskwartier exact bekend is hoeveel sekswerkers er werkzaam zijn, is dat voor de rest van het grondgebied van Antwerpen veel minder duidelijk.

De raamprostitutie in Brussel is verspreid over verschillende deelgemeenten die elk hun eigen beleid voeren. Daar valt dus geen eenduidig verhaal over te vertellen. In haar beschrijving van het hedendaagse sekswerk in Brussel laat De Keyzer een vroegere sekswerkster zelf aan het woord. Verder gaat De Keyzer kort in op andere vormen van sekswerk, zoals straatprostitutie, escort en sekswerksters die via internet hun klanten winnen (als escort of ontvangst thuis/in een club). Zo interviewt ze een Antwerpse high class escort over haar werk. Een groep die ik persoonlijk miste hierbij zijn de sekswerkers die zich speciaal richten op mensen met een beperking. In België vindt dat echter op veel kleinere schaal plaats dan in Nederland.

In België is op initiatief van federaal minister van Justitie Vincent Van Quickenborne op 1 juni 2022 een wetsvoorstel aangenomen dat sekswerk uit het wetboek van strafrecht haalt. Hierdoor hebben sekswerkers in België eindelijk dezelfde rechten als alle overige werkzame Belgen en kunnen zij bijvoorbeeld normaal een bankrekening openen, een boekhouder of chauffeur inhuren. Sekswerk op zich was in België niet verboden, maar derden mochten geen diensten aan sekswerkers leveren. Een sekswerker kon dus officieel niet naar een boekhouder stappen om haar boekhouding te laten doen. Of de sekswerker moest liegen en zeggen dat zij bijvoorbeeld kapster of masseuse was. België is het eerste land in Europa dat sekswerk uit het strafrecht heeft gehaald. Wereldwijd ging alleen Nieuw-Zeeland de Belgen voor, reeds in 2003.

Persoonlijke noot: sekswerk is werk

Diane De Keyzer maakt doorheen het boek duidelijk dat sekswerksters door de eeuwen heen en heden ten dage om verschillende redenen besluiten in dat vak te stappen. Sommigen doen het uit overtuiging en volkomen vrije wil. De meesten kiezen voor het vak vanuit financiële overwegingen. Bij de een zal er meer acute financiële noodzaak toe zijn dan bij de ander. Vrije wil of vanuit financiële overwegingen: in beide gevallen kunnen we spreken van een bewuste keuze die de sekswerkster zelf maakt. Helaas is er ook een groep die geen keuzevrijheid heeft en wordt gedwongen als sekswerker actief te zijn. In onze moderne tijden noemen we ze slachtoffers van mensenhandel. Hoe groot die groep is, weet niemand precies. De aantallen worden menigmaal flink overdreven door degenen die hoe dan ook tegen sekswerk ageren.

Gedurende mijn eerste acht jaar in Antwerpen ben ik zelf langdurig in contact geraakt met twee sekswerksters in het Antwerpse Schipperskwartier. Raamprostitutie is nooit mijn favoriete manier geweest om mijn seksuele behoeften te vervullen (privacy en veel kamers zijn verre van toegankelijk voor mensen met een beperking), maar als je op tien minuten loopafstand van het Schipperskwartier blijkt te wonen. Tja, dan is de verleiding groot er af en toe rond te lopen. En als er dan een klik blijkt met een dame, ben ook ik verkocht.

Eind oktober 2009 kwam ik in contact met een Bulgaarse sekswerkster die ik een goede 2 1/2 jaar bezocht. Vanaf juni 2012 bezocht ik twee jaar lang een Roemeense dame. Inderdaad: ook in het Schipperskwartier zijn de dames tegenwoordig veelal uit Oost-Europa afkomstig. Noch bij de Bulgaarse noch bij de Roemeense dame had ik de indruk dat er sprake was van enigerlei vorm van dwang. Als ik wel die indruk zou hebben gehad, zou ik ze niet zijn blijven bezoeken. De Bulgaarse dame was zakelijker ingesteld tegenover haar professie en klanten dan de Roemeense. Daardoor wist zij het mentaal beter vol te houden. De Roemeense wist dan weer in een paar jaar tijd flink te sparen, zodat zij in 2014 haar beroep vaarwel kon zeggen (de Bulgaarse bleef actief tot 2019, voor zover mij bekend).

Voor beide dames gold dus dat zij hun werk als een opstap zagen om op den duur verder te geraken in het leven. De Bulgaarse droomde van een eigen hotel. Of dat ervan is gekomen? De Roemeense is na haar vertrek hele andere wegen ingeslagen. Wat dat betreft, is er niets veranderd vergeleken met alle dames uit lang vervlogen eeuwen en van iets recentere datum die De Keyzer in haar boek opvoert. Negen van de tien sekswerkers die bewust en vrijwillig voor het vak kiezen, zullen het als een manier beschouwen om geld te verdienen. De meesten houden er na een tijd mee op. Een enkeling houdt het decennia vol.

Afrondend

Quel Bordel geeft een goed beeld van het fenomeen sekswerk in wat nu België heet. Diane De Keyzer concentreert zich in haar boek uitsluitend op sekswerksters. Natuurlijk bestaan en bestonden er ook mannelijke sekswerkers en transgenders. Die verdienen hun eigen verhaal, zo stelt de auteur. In haar boek strooit De Keyzer met voorbeelden van het leven van sekswerksters door de eeuwen heen. Zo krijgen de dames een gezicht voor de lezer. Over hun werkplekken en verdiensten kom je als lezer eveneens van alles te weten. De vele illustraties verlevendigen het verhaal.

Diane De Keyzer schrijft in het Vlaams. Dat is voor 95% gelijk aan het Nederlands, maar Vlamingen hebben zo hun eigen instellingen en zegswijzen. Ik geef twee voorbeelden. Een Nederlandse lezer zal niet weten waar OCMW voor staat en wat het doet (Openbaar Centrum Maatschappelijk Welzijn. Dat doet een heleboel. In Antwerpen baat het bijvoorbeeld rust- en verzorgingstehuizen uit en het betaalt de leeflonen uit, zeg maar de Belgische bijstand). Bij de zegswijze ‘er geen graten in zien’ krijgt de Nederlandse lezer zeer waarschijnlijk een verkeerde voorstelling van zaken (het betekent ergens geen probleem in zien. Het heeft dus niets met een vis te maken). Lastiger voor diezelfde Nederlandse lezer zal het gebruik van het Frans zijn. Nu staat het boek niet propvol Franse zinnen, maar geregeld duiken een paar zinnen of woorden in het Frans op. De ene keer geeft De Keyzer daar wel een vertaling of omschrijving van, de andere keer niet.

Het heeft eeuwen geduurd, maar de ambigue houding inzake sekswerk is in België wettelijk verdwenen. Of de Belgische sekswerkers nu ook nooit meer met de nek zullen worden aangekeken, is een andere vraag. Quel Bordel neemt die argwaan hopelijk verder weg. Uiteindelijk zijn sekswerkers gewoon mensen die het beste van hun leven willen maken.
 
Copyright tekst en foto: Johan Peters, 11/04/2023 - ...